Sneeuw veel en lang, maakt de klaver niet bang
In de outdoorwinkel neemt de vraag naar warme, waterdichte en winddichte jassen weer explosief toe. Niet alleen vanwege het seizoen; volgens mijn doorgewinterde fulltime collega is het dit jaar erger dan ooit. Terwijl ik een technische jas omhoog houdt voor de klant waar ze de Mount Everest mee zou kunnen beklimmen, vraagt ze wantrouwend ‘maar is deze wel écht warm? Ik heb het namelijk heel snel koud, zie je’. Ik informeer nogmaals naar haar plannen met de jas, maar die reiken toch echt niet verder dan 10 minuten fietsen naar werk, gewoon in een Nederlandse stad. Koste wat het kost, ze is nog liever oververzekerd voor het weer. In mijn ooghoeken zie ik mijn collega, die het gesprek opving, terneergeslagen een stapeltje truien recht leggen.
Dat het niet alleen in mijn winkel voorkomt bleek uit een opmerking van een verkoper in een andere outdoorwinkel. Op de vraag “Hoe warm is deze jas?” zei de verkoper monter “Op kamertemperatuur, mevrouw!”. Het was waarschijnlijk zijn verzetje van dag, om goedmoedig te blijven op de meest gestelde vraag van het seizoen.
We lijken een collectieve kou-angst aan het ontwikkelen te zijn.
Of toch niet?
Aan de andere kant van het spectrum poppen plots de winterkampeer-weekenden als winterharde paddestoeltjes op. Het contrast kan haast niet groter zijn. Kunnen we wat aan die kou-angst doen? En wat levert winterkamperen eigenlijk voor je hike op? En tot slot, waar kún je deze winter eigenlijk allemaal winterkamperen?
Tijdens mijn opleiding Hike & Survival lag ik -in de winter- geregeld in de bosjes buiten te slapen, of in een zelfgemaakte shelter of uitgegraven sneeuwhol. Het was spannend, leerzaam en buitengewoon. In de zomermaanden trok ik mijn matras nog wel eens naar buiten om heerlijk in de frisse lucht en onder de sterren te slapen, het had iets bijzonders. Maar buiten slapen in de winter op een paar natte bladeren onder een lading takken met krioelende beestjes was toch duidelijk van een ander kaliber. Mijn enthousiasme werd er echter niet door getemd. Integendeel. Op maandagen werd de vraag ‘hoe was je weekend?’ dan ook steevast uitbundig geantwoord met ‘ik heb weer buiten geslapen!’.
De twee grootste obstakels die genoemd worden om te gaan winterkamperen, kou en niet kunnen slapen, vallen in de meeste gevallen erg mee. Je bent weliswaar beter af met de juiste spullen, maar doorgaans is de koubeleving veel minder erg dan verwacht. En ‘s nachts wakker worden is veelal eerder een feature dan een bug vanwege een prachtige sterrenhemel die je anders had moeten missen.
Zelfs als de winternacht niet meevalt levert het je nog wat op. Meer buitenzijn maakt je letterlijk beter weerbaar. Het aanpassingssyndroom, een theorie van Hans Seyle uit 1957, dicteert dat kort en regelmatig belasten van een stressor -in dit geval kou- leidt tot een verhoogde belastbaarheid van die stressor. Er is met een koude winternacht weliswaar een alarmreactie en misschien een weerstandsreactie, maar echt schade gaat het niet toebrengen. Hoe vaker je buiten bent, hoe beter je leert om te gaan met de elementen. Je vergroot je wilskracht en het maakt je dus veel flexibeler voor diverse omstandigheden tijdens het hiken.
De meeste winters hebben allerhande winterkampeerweekenden, al dan niet met diverse activiteiten. Wil je liever solo, goedkoper of zonder poespas winterkamperen? Kijk dan eens hier naar de Natuurkampeerterreinen die de hele winter open zijn:
https://www.natuurkampeerterreinen.nl/kampeerders/winterkamperen/
Lijkt een persoonlijke aanpak om beter weerbaar te worden tijdens het hiken je een beter idee? Dan kun je eens kijken naar Rayu’s Voettochtvoorbereiding.