Ik drink mijn laatste slok koffie als ik gerommel in de bossen hoor. Nee, geen beer. De trein komt!
Een oude locomotief met vele houten bakjes vól met mensen. Ze worden losgelaten en stormen op de vier houten kraampjes op het station af. Ik kijk m’n ogen uit. En tegelijkertijd voel ik me toch ook wat bevreemdend bij zo’n trein in Polen uitpuilend met mensen naar een verlaten, weggevaagd dorp. Balnica, ooit een 16-eeuws dorp, deed dienst als een grenswachtinstelling in het interbellum en ook dit dorp ging uiteindelijk ten onder aan operatie Wisła. Anno 2024 is het niet meer dan één huis waar ik de nacht in mijn tent heb gespendeerd naast een klassieke waterput. De uitgestorvenheid van Balnica verandert verrassend instant met de komst van de trein.
Vol fascinatie kijk ik naar de oude trein, ooit gemaakt in Bukarest, Roemenië kan ik vinden, maar geen bouwjaar. Bouwjaar oud, in ieder geval. De machinist probeert mijn aandacht te trekken, wat ik in eerste instantie negeer. Maar dan nodigt hij me uit in de locomotief. Nou ja. Als je toch al op avontuur bent. Ik stap in. Vol bewondering bekijk ik de analoge techniek. Dan start hij de lompe dieselmotor en de locomotief zonder wagentjes begint te rollen. Ik kijk ‘m geschokt aan. Waar gaan we heen? De machinist kan alleen Pools en wuift mijn verbijsterde blik weg. Net als we verdwijnen in de bossen komt de locomotief tot stilstand. Ik bevind me in een rare emotionele toestand van hoe leuk het is dat je in zo’n oude locomotief in een uithoek van Polen zit, gemengd met de vraag of ik me zorgen moet maken.
We rijden achteruit. De machinist wijst dat ik ergens aan moet trekken. Dat doe ik en de treintoeter gaat luid af. Ik gniffel. We rijden terug de mensenmassa in, ik moet ze attenderen op de komende locomotief, die van baan moest wisselen. En de machinist gunde me dit verzetje. Het was immers nogal duidelijk dat ik niet één van de toeristische treingangers was.
Ik trek nog tweemaal, gewoon voor de zekerheid. Je weet maar nooit met die toeristen.
“Przestań!” roept de machinist uit,”Stop ermee!”
Terug bij station Balnica loer ik als uitgehongerde hiker naar alle kraampjes vol etenswaar. Ik heb direct spijt van mijn spaarzame ontbijt. Maar ik bedenk me -of vertel mezelf- dat wat extra calorieën ook geen kwaad kan. Dus ik bestel een huisgemaakt lokaal rabarberbroodje bij één van de andere kraampjes dan waar ik mijn koffie had gehaald. Ik peuzel het op in één van de wagonnetjes van de stilstaande historische trein. Tevreden kijk ik het hele schouwspel aan.
Maar dan hoor ik weer gerommel… en voel de grond trillen. Het zal toch niet…?
Ja, verrek.
Nóg een trein. Oók propvol met mensen. Hoe is het mogelijk. Ik sta met stomme verbazing om me heen te kijken. Alsof ik, net uit de wildernis, letterlijk in geen jaren mensen had gezien, alsof ik een kaartje had gekocht voor levend theater. Na het met grote ogen een half uur te hebben aangezien begint de magie uit te werken en enige stress dringt zich op. Ik had mijn rugzak -Odd Luggage- en dus mijn hele leven voor dat moment, mijn hele hebben en houwen-, gewoon maar ergens neergezet. Ik vertrok voor even zonder het te weten met een wildvreemde machinist in een locomotief en inmiddels werd Odd Luggage opgeslokt door een toeristische mensenmassa. Zit ik weer eens dom te wezen, vraag ik mezelf kritisch af, of wordt mijn vertrouwen in de mensheid bekrachtigd?
Ik loop naar het kraampje, het eerste kraampje, waar ik mijn rugzak nonchalant tegenaan had geparkeerd. Natuurlijk bleek het laatste. Zoals vertrouwen in de mensheid altijd werd bekrachtigd op mijn trektochten. Ik had bij dit kraampje versgemalen bonenkoffie gehaald toen er nog geen trein in zicht was, zelfs nog geen enkele vorm van bedrijvigheid. En toen ik nog geen idee had wat me te wachten stond. Het was 2 złoty duurdere koffie dan de andere kraampjes, ontdekte ik al snel bij het halen van mijn rabarberbroodje bij een ander kraampje, maar ik zag dat zij dan weer oploskoffie gebruikten. Het maakt me niets uit, ik gun ze allemaal extra złoty’s in mijn hikers high; ik leef voor even in een onverwachte oase van Poolse overvloedigheid. Ik kijk nog eens naar het eerste kraampje en denk, ja, deze heeft het goed begrepen qua verkoopskills. Micromarktwerking op een paar vierkante meter. Zelfs twee vrolijke plantjes in zijn houten kraampje voor de aankleding. Vol in de bedrijfsanalyse van de kraampjes en hun marktwerking word ik afgeleid door een wenk van de verkoper in dit eerste kraampje. Ik kijk hem niet-begrijpend aan terwijl ik schoorvoetend dichterbij kom. Er staan nog steeds drommen mensen te wachten op verse koffie en lokale Poolse delicatessen.
Hij rijkt door de mensenmassa me iets aan in een papieren zakje.
“Real Polish!”, roept hij, terwijl hij het me trots overhandigd zonder er ook maar een złoty voor te wensen. Verbouwereerd kijk ik ‘m aan.
Ik bedank hem als een uitgehongerde hiker, draai me om en kijk wat het is. Een flinke plak van iets dat wegheeft van next level arretjescake. Twijfelde ik vanmorgen nog aan mijn voedselvoorraad voor de komende dagen…nu ga ik met honderden extra calorieën op pad. Mooi. Is die zorg ook afgevinkt.
Maar veel belangrijker; zo’n gebaar, zo’n geschenk met geluksgevoel als gevolg blijft onbetaalbaar.
Dan wordt het tijd om deze kermis te verlaten en ik stap het spoor over richting het pad langs nog meer drommen mensen. Ik kijk nog een keer achterom ter afscheid van Balnica en zie dat de drommen mensen óók achterom kijken.
Naar mij.
Massaal.
Ik kijk verbaasd over mijn schouder, alsof ik iets over het hoofd had gezien dat zojuist voor me was gebeurd.
Maar nee. Vandaag maak ik onderdeel uit van bezienswaardigheid Balnica. Met mijn grote rugzak, mijn buff als haarband, mijn wandellegging en inmiddels stevige tred zie ik er vermoedelijk uit als een half-Poolse GI Jane. In ieder geval ben ik duidelijk de afwijkende factor in de mensenmassa.
Ik loop door, langs andere drommen mensen die poseren voor de richtingaanwijzerbordjes, wat me een beetje vreemd overkomt. Maar het zegt natuurlijk vooral wat over de historische waarde van deze plek. Een bordje is dan al snel afdoende.
Ik trek de stilte van de bossen weer in. Vertrouwd. Maar deze hectiek ging zo ongelooflijk van 0 naar 100 weer terug naar 0, dat de drukte nog tegen mijn schedel gonst. Ik hoor de vogeltjes sjirpen boven me, het zonlicht schittert mooi op de felgroene beukenbladeren. Ik probeer me erop te focussen, zodat ik me snel weer thuis voel, waar ik hoor. Geabsorbeerd door de wildernis. Niet veel later slingert het bospad door de bomen als een warm bad. Ik vind er zelfs een forse pootafdruk dat van weinig anders kan zijn dan een beer. Na een kilometer hoor ik in de verte de toeter van de trein ter signaal dat het vertrekt. Ik glimlach.