Je hoeft niet per se te reizen om buiten te spelen, maar toch is dit een aardig werkje voor op Rayuela’s Boekenplank, omdat het met wat psychologische onderbouwing inspiratie biedt voor buitenzijn. Ik heb psycholoog Ap Dijksterhuis eens mogen zien spreken op een coachingsconventie en zijn schrijfstijl in dit boek heeft dezelfde toegankelijke en olijke toon. Wie niet reist is gek is een vermakelijke uiteenzetting van Ap’s reiservaringen vol anekdotes, aangevuld met zijn hersenspinsels over de veelal absurde situaties en zijn psychologische redenaties over allerhande taferelen die vooral lijken voor te vallen als je reist.
Dat het leven veel meer gaat om zingeving en voldoening en veel minder om geluk, zoals vaak gedacht wordt, blijkt ook uit de beschreven situaties: Met stille en steeds groter wordende bewondering luisterden we naar Mr. Book. Hier was iemand aan het werk die heel gelukkig was omdat hij zich ten doel had gesteld anderen te helpen. We weten het uit psychologisch onderzoek: veel bijzonder gelukkige mensen besteden hun tijd aan en energie aan het gelukkiger maken van anderen, en Mr Book was daar een schoolvoorbeeld van.
Speculatief maar het overpeinzen waard, vond ik het stuk op pagina 45, waarin Dijksterhuis zich afvraagt of de aard van de landschappen die je doorkruist invloed heeft op je denken, waarbij hij The art of travel aanhaalt van Alain de Botton. Deze vermoedt dat zowel de originaliteit als de reikweidte van een gedachte correspondeert met de beelden die iemand verwerkt. Grote uitzichten leiden tot grote gedachten, en nieuwe uitzichten tot nieuwe gedachten. En ja, dat klinkt allicht aannemelijk, maar hoe zou dat werken bij een boswandeling, waar je uitzicht flink ingeperkt wordt door bomen? Is de kans op grote gedachten daar kleiner? En wijkt dit dan niet af van , over inspiratie (zie onder)?
Dit gegeven, zoals beschreven door zowel Dijksterhuis als de Botton is ook bekend onder de term subliem, die door de eeuwen heen een ietwat verbasterde betekenis heeft gekregen. Wordt het woord heden ten dage vooral gebruikt voor iets verhevens en ultiems, in de vroegere literatuur & cultuur heeft subliem een omineus randje. De situatie is dan zo overweldigend, intens en onbevattelijk dat het sinistere er doorheen sijpelt. In de kunst is Caspar David Friedrich hier een sprekend voorbeeld van.
Caspar David Friedrich – Der Wanderer über dem Nebelmeer
Inspiratie beloont alleen een bedrijvig en weldoorvoed brein dat ontdaan is van onnodige ballast. Mooie ideeen presenteren zich vrijwel altijd op momenten dat het brein in beweging is, bijvoorbeeld omdat het verwonderd is, of ontroerd. <pagina 37>
Deze combinatie krijg je trouwens al gratis met wandelen en het verklaart waarom mensen vaak al een beetje opknappen als ze een wandeling buiten maken en -zoals Ap op pagina 40 verduidelijkt- waarom het bekijken van een documentaire over China of Peru niet of nauwelijks leidt tot inspiratie. Om creatiever te worden zal je er heen moeten. <pagina 40>.
Dat wandelen kan helpen bij kleine inspiratie doordat ze een interne dialoog op gang brengen, wist ook Soren Kierkegaard, en met hem veel schrijvers. Heel veel schrijvers wandelen, inclusief Ap Dijksterhuis zelf. Soms duurt het een paar minuten, soms driekwartier, maar de moeite wordt vrijwel altijd beloond. <pagina 43>. En daarmee heeft Dijksterhuis een mooie drijfveer voor buiten geponeerd.
De voetnoten doorlezen loont ook hier in dit boek maar weer eens te meer. Zo vind je bij voetnoot 6 van Wat drijft de reiziger nog een recept voor een Cambodjaanse curry.