About last night.
Al in geen tijden meer zo goed geslapen.
De drukke weg op de achtergrond die ik -gek genoeg- thuis niet ken, irriteerde me.
Net zoals de urenlang scheeuwende en dronken jongeren door de straten verderop en de veel te luide kerkklok met een melodie die ik niet ken en me daardoor meermaals midden in de nacht met opengesperde ogen op mijn matras achter liet.
En mijn interne thermostaat die in mijn leven toch al forse afwijkingen heeft, wist duidelijk -en deze keer eindelijk eens terecht- ook niet wat ie met zowel een buitennacht alswel met zulke absurde nachttemperaturen aan moest. Het was een buitensporig warme nacht voor de lente.
Hoe irritant al die dingen ook waren, het viel in het niet in mijn kampeernacht.
Buiten slapen, tussen de bomen.
Het ruiken van de frisse lucht.
Het comfortabel wegduiken in de slaapzak, liggend op een dikke laag zachte herfstbladeren.
Het bekende geritsel van de nachtdieren aan de andere kant van het tentdoek.
Het voelen dat je op de grond ligt.
Het horen van de omgeving waartoe je je op dat moment toe verhoudt (zélfs als je die geluiden liever niet had gehoord).
Misschien zou ik het kunnen kwalificeren als een ‘brakke nacht’, een ‘onrustige nacht’ of een ‘gebroken nacht’.
Ik weet niet eens wat mijn outdoorhorloge me vertelde; ik wilde het niet weten.
Want ik had een goede nacht en ik wilde niet dat een cijfer me op andere ideeën zou brengen.
Ik had een goede nacht, ongeacht de hoeveelheid keren dat ik wakker werd, niet comfortabel lag, vele geluiden hoorde, temperatuurverschillen beleefde, x hoeveelheid aan rem-slaap of diepe slaap had.
Het maakte me allemaal niet uit.
Hoe intens ik ook hield van een warm bad en daarna wegduiken in crispy schone lakens…net iets viezig wegduiken in een tent op de meest willekeurige plek op de wereld zou het áltijd winnen.
Ik had een goede nacht.
Want ik sliep buiten.
En hoe oncomfortabel ook, niks zal ooit meer thuis voelen dan dát.