“Traveling light! Pff!” schamperde ik in de vroege ochtenduren van de buitensportwinkel waar ik mijn dienst draaide. “Het staat op de verpakking, maar ik zou er niet over piekeren om zo’n zwaar slot aan mijn rugzak te hangen.”
“Jij bent echt zo’n grammenjager of niet?” vroeg mijn collega opmerkelijk.
Ja, dat moest ik wel toegeven. Bij mij gaat alles vóórdat het mijn rugzak in gaat over de weegschaal. “Het is zelfs zo erg”, beaamde ik, “dat mijn vriend, die gadgets jaagt, mij dikwijls iets probeert aan te smeren, maar dat mijn eerste reactie meestal is ‘Hoeveel weegt het?’.
Beteuterd zegt ie dan ‘Maar ik heb je nog helemaal niet verteld waarom het zo fantastisch is!’.
‘Maakt niet uit’ zeg ik dan, ‘Als het te zwaar is gaat het toch niet mee.’”
Maar ja, daar zit natuurlijk wel de crux: iedere gram telt mee, zeker als je fiks wat hoogtemeters voor de boeg hebt, maar wanneer is iets té zwaar? Het is pas te zwaar als het onnodig is. Als je lichtere opties hebt. Als je het niet écht nodig gaat hebben. Als het geen aanvulling of verbetering is op hetgeen je al hebt.
Dat grammenjagen is mijn grootste fameuze hikers-discrepantie; doldriftig grammenjagen op het één, ongegeneerd grammen toevoegen op het ander. Wél het steeltje van je tandenborstel afbreken om 3 gram te winnen, níet dat extra boek thuis laten van een paar ons waar je waarschijnlijk niet eens aan toe gaat komen om te lezen. En hoewel dit een extreem voorbeeld is, kan ik beschaamd zo maar nog wat voorbeelden uit m’n mouw schudden. Ik ben een grammenjager, maar het is tot nog toe niet mijn sterkste eigenschap van het hiken gebleken. Ik jaag ze, maar schiet ze kennelijk niet altijd af. En ja, ik ben een grammenjager, maar geen lichtgewicht hiker; mijn rugzak komt zelden onder de 20 kilo uit. Dat is vooral omdat ik doorgaans voor 2-3 weken aan voedsel meeneem…en dan gaat je rugzakgewicht hard. Het is óók de reden waarom ik grammen blijf jagen; als ik dat niet zou doen, dan wordt mijn rugzak binnen afzienbare tijd ondraaglijk.
Twee waterzakken: links Platypus 2 liter en rechts Camelbak 3 liter. Qua gewicht wint hier de Platypus, maar er zijn meer overwegingen dan gewicht. Waar loop je? Hoeveel water ga je nodig hebben? Kun je gemakkelijk dagelijks bijvullen? Neem je liever (alleen) flessen mee? En hoeveel en welke? Camelbak levert meer comfort; een grotere vul-opening en een sluiting van het drinktuitje. Je zal de eerste niet zijn wiens tent blank staat omdat je rugzak op de drinkopening ligt.
De wetten van Newton leerde ons al over het gegeven dat massa in beweging zetten energie kost. Hoe meer massa, hoe meer brandstof je verbruikt. Grofweg is dat 1 kilocalorie per kilogram verplaatsing per kilometer. Ook langere hikes blijven een speler van dit energiespel; als je bij benadering weet hoeveel kilo rugzak je verplaatst over de lengte van je hike, dan kun je berekenen hoeveel energie je voor je hike bij benadering gebruikt. Iemand die 70 kilo weegt met een rugzak van 15 kilo (= 85 kilogram) en 20 kilometer aflegt gebruikt dus bij benadering 1700 kilocaloriën voor zijn hike, inclusief de benodigde energie voor alle lichaamsprocessen. Voor de overige uren van je dag kun je 1 kilocalorie per lichaamsgewicht handhaven. Wanneer je 5 uur gedaan hebt over je hike, dan houd je nog 19 uur over waarin je energie gebruikt. 70 kilo x 19 uur is 1330 kilocalorien. Dit brengt het totaal op 3030 kilocalorien. Je kunt nog wat bakkeleien over details, zoals de ervaring en de beenlengte van de hiker, de weerstomstandigheden, verdwaalkansen of de hoogtemeters, maar in de basis is het een praktische vuistregel. Het geeft je een idee van hoe je dit gaat aanvullen met mee te nemen brandstof voor energie: je voedselvoorraad. Alles bevat energie, zou Einstein beargumenteren, en hoewel je het niet kan opeten, bevat ook je slaapzak energie: je kan ‘m namelijk gewoon in de fik steken. Niet per se aan te raden: je bespaart er weliswaar massa mee, maar je geeft meer energie uit om je lichaam ‘s nachts op te warmen.
Meer meenemen betekent dus meer energie uitgeven, betekent meer mee moeten nemen. Andersom werkt het ook; als je je massa lichter weet te maken, grammenjagen, dan kost het je minder energie en dan heb je ook minder brandstof, ergo calorieën, nodig en hoef je dus ook minder mee te nemen. Hoewel dit theoretische verhaal natuurlijk een basis heeft, is ook hier de praktijk wat weerbarstiger: het gaat natuurlijk niet zo zeer alleen om calorieen, maar ook om calorie-densiteit. 500 gram noten meenemen levert je al snel zo’n 3000 kcalorieen op, maar wil je diezelfde kcalorieen met broccoli meenemen, neem dan een extra tas mee, want je bent al snel zo’n 10 kilogram verder.
Het fornuis op de weegschaal: rechts een basic uitrusting van een kleine éénpersoonspan,een MSR gasbrander en een aansteker. Links de Jetboil Minimo; je levert wat gewicht in, maar wint gas en tijd en comfort: hij is veel zuiniger, weet in afzienbare tijd je water te koken en je handvat zit er aan vast.
Er zijn dus behoorlijk wat nuances te vinden in het energiespel van het hiken, zoals je ook kan terug zien bij de afbeeldingen van het keukenblok op de weegschaal: als je een zwaardere keukenset mee kan nemen die zuiniger met gas omgaat waardoor je wellicht een lichtere gastank kan meesjouwen, levert het dus vooralsnog wat op. Grammenjagen loont pas als je alle spelregels kent; laat nooit je keuze louter van de weegschaal afhangen: je zou nog wel eens kunnen uitmonden bij stupid light.
Traveling light is een nobel streven, maar er is een dunne scheidslijn met stupid light: niet meenemen wat je wél nodig had (of je slaapzak in de fik steken) óf zo gaan grammenjagen dat iets robuusters beter zou zijn geweest voor de situatie waar je in zit; denk bijvoorbeeld aan het voorbeeld van de gasbranders. Stupid light-beslissingen ondermijnen hike-efficientie door in te leveren op comfort en veiligheid. Andrew Skurka bespreekt het in zijn artikel, met een aantal voorbeelden van situaties waarin hij zelf stupid light aan het hiken was. Zijn openheid is overigens dapper; sommige situaties zouden als beschamend bestempeld kunnnen worden, maar het geeft vooral weer hoe ongelooflijk complex voettochtvoorbereiding kan zijn en dat je ook als ervaren hiker nooit uitgeleerd bent.
Grammenjagen is dus duidelijk een onderdeel van het hikers energiespel; interessant idee is dat er met grammenjagen bijna altijd naar uitrusting wordt gekeken en vaak is het een kwestie van onsjes die er dan afgeschraapt worden. Ondanks alle nuances blijft de basis de bulk van je gewicht: hoeveel energie in de vorm van voeding je mee zou moeten nemen zou je kunnen uitrekenen aan de hand van je totale massa; en dat is niet louter je bepakking. Omdat het over de totale massa gaat, heb je dus de keuze om te schaven aan je uitrusting, of…inderdaad, je eigen lichaam. Als je nog geen basisuitrusting hebt en je vooral grammenjaagt op het niveau ‘Kan ik mijn De Waard-tent inruilen voor een eenpersoonstent’ is het vooral verstandig een gedegen blik te werpen op je uitrusting. Maar als je al een basis-uitrusting hebt, waarbij je nog kan grammenjagen op bijvoorbeeld lichtere haringen, een korter matje, een lichtere broek – en je gaat voor traveling light – dan zou het nog wel eens kunnen lonen om (ook) naar je eigen massa te kijken. Een paar kilo er af is voor de meeste mensen geen ondoenlijke opdracht en de meesten hebben die marge, terwijl nog een paar kilo van je uitrusting proberen te schaven nog wel eens een schier onmogelijke uitdaging zou kunnen zijn: Het is kilojagen versus grammenjagen. Klinkt aantrekkelijk. En iets wat zoden aan de dijk zet, zolang ik dat gewonnen gewicht niet ga aanvullen met allerhande handige hikegadgets. Maar afslanken is geen risicoloze onderneming gebleken; de snelste manier om 10 kilo aan te komen is eerst 8 kilo af te slanken. Je lichaam vecht terug. En bovendien, ik was net lekker gesetteld met mijn fysieke staat van zijn, zou deze grammenjaag-motivatie afdoende kunnen zijn?