Mooi was dat moment van mijn eerste les. Daar stonden ze, 6 mannen in tights, op het punt de warming-up in te zetten, terwijl ik daar met lang blond haar in een roze vest op een gele scooter kwam aanzetten. “Hoi! Mag ik meetrainen?” riep ik olijk. Ietwat verbouwereerd knikten ze. Met geen enkel idee van wat er na 14 jaar over zou zijn gebleven van mijn survivaltechnieken, stortte ik mij volop in alle opdrachten. Nog voor de trainer zijn zin over hoe ik het beste de schipperslag kon aanleggen tot een einde bracht, zat ik al bovenin het touw. Ik miste zeker nog wat snelheid en behendigheid, maar de survivalbasics waren gepreserveerd gebleven. Dat was genoeg motivatie en vertrouwen om een eerste wedstrijd niet al te lang op zich te laten wachten. Survivalrun Beltrum dus. Symbolisch ook erg mooi, gezien dit de laatste run was die ik in mijn voorgaande survivalcarrière midden jaren ‘90 had gelopen. Idioot, vonden mijn medesurvivalaars het. “Je gaat toch niet Béltrum als eerste run lopen!” riepen ze onheilspellend uit, gebaseerd op het zware imago van deze wedstrijd.
Goed, eerst een warming-up in de vorm van de survivalrun Dinxperlo dan maar. 16 december 2012, een behapbare 7 km. Een vliegende start; moeiteloos vloog ik over de swingovers en de netten in de eerste 200 meter, waarmee alle stress, zenuwen, paniek, spanning en angst werden opgeschud en zich via de bloedbaan door mijn lichaam verspreidde. Kotsmisselijk was ik, terwijl ik het ren-tempo over de akkers probeerde hoog te houden. Nu moest het gebeuren. Ik wilde een wedstrijd, hier had ik ‘m, en ik zorgde er maar beter voor dat ik een fatsoenlijke comeback maakte. Bovendien was dit het moment om te laten zien wie er hier de leiding had. Mind over body. Ik zou mijn lichaam door de mangel halen, hier, in deze run, om het te laten zien tot wat het in staat is. En dat het nu wel eens klaar mag zijn met al die mankementen van al die brommer-ongelukken. Na 2,5 jaar onderworpen te zijn geweest aan een niet goed functionerend lichaam waarmee lopen nauwelijks een optie was, werd het wel weer eens tijd om de rollen om te draaien. Ik bepaalde wat we gingen doen, en voor nu hield dat een survivalrun in waaraan mijn lichaam zich moest confirmeren. Gas er op dus.
Deze haast venijnige houding in combinatie met alle eerdergenoemde emoties en tegelijkertijd de uitgelatenheid van het survivallen, de endorfinerush van het sporten en de adrenaline-kick van de wedstrijd zorgde ervoor dat ik als een ongeleid projectiel het parcours aflegde. Een ongetemd en barbaars duracell-konijn.
Leuk idee. En mijn lichaam liet het zich nog best een tijdje welgevallen, dit autoritaire beleid. Tot die korte touwtjes, direct na de apenhang. Bam, volle verzuring er in. Het was alsof ik werd uitgelachen door mijn eigen lichaam. Het was onmiskenbaar wie hier nog de leiding had. Lijdzaam en psychisch geknakt buffelde ik me door deze hindernis. En om het nog even in te wrijven, stonden enkele tientallen meters verder de boomstammen al klaar om beklommen te worden, een hindernis die me in al die maanden training bij Survival Almere nog nimmer gelukt was. Het was duidelijk. Ik was op m’n plek gezet, maar met alle euforie die mijn eerste wedstrijd met zich meebracht werd het, met het befaamde rode bandje om mijn pols als bewijs dat ik alle hindernissen gehaald had, toch nog een gelukzalige dag. Na een paar dagen extatisch en zonder doelwit verliefd rond gedarteld te hebben, ebde langzaam de endorfine weg en maakte plaats voor afschuw ten opzichte van mijn gedrag op het parcours. Niet alleen was het onbehouwen en grimmig, het was ook out-of-focus. Ik mocht dan het tempo hoog hebben gehad, technisch was het beroerd. Zo was het regelmatig voorgekomen dat ik de basics zoals een schipperslag om het touw tussen je voeten te klemmen, vanwege slordigheid opnieuw moest aanleggen. Onnodig tijd- en energieverlies.
Lees meer: Deel 3